top of page

Rasstandaard Labrador retriever

Rasstandaard Labrador Retriever   

Originele FCI – Engelse versie 
FCI-Standard N° 122 / 12.01.2011 / GB      
Land van oorsprong : Engeland.

Gebruik : apporteren .
 

CLASSIFICATION F.C.I. 
Group 8 Retrievers, Spaniels en Waterhonden.
Sectie  1  Retrievers.
Met werkproef.


Kort Historisch overzicht 
Het is in de volksmond bekend dat de Labrador Retriever is ontstaan aan de kust van Groenland, waar de vissers honden hadden met het uiterlijk van de Labrador, zij gebruikte deze honden om de visnetten met vis uit het water te halen.
Het was een uitstekende waterhond, zijn weerbestendige vacht en een unieke staart, werd vergeleken met die van een otter vanwege zijn vorm en benadrukken deze eigenschap. Relatief gezien is de Labrador nog niet een heel oud ras.
In Engeland werd de Rasvereniging opgericht in 1916,  de vereniging de  Gele Labrador Club werd opgericht in 1925.
Het was aan het einde van de jaren 1800 waar op de veldwedstrijden de Labrador de aandacht trok door zijn werklust. Deze hond was van Col. Peter Hawker en de Graaf van Malmesbury. Het was de hond genaamd Malmesbury Tramp die door Lorna, Countess Howe beschreven werd als een van de stamvaders’ van de moderne Labrador.


Algemeen beeld 
Sterk gebouwd, kort in lendenen, bijzonder actief,  ( Het lichaam vertoont nooit ‘n buitensporig uiterlijk of is overdreven zwaar/dik  n.a.v. gewicht of bouw) breed in schedel, breed en diep in borst en ribben, breed en sterk in lendenen en achterhand.
 

Temperament/gedrag
Goed temperament, erg behendig. Buitengewoon goede neus, zacht in de mond, uitgesproken liefhebber van water. Een toegewijde, zich makkelijk aanpassende metgezel. Intelligent, levendig en gezeglijk, met een sterke wil zijn baas te behagen. Vriendelijk karakter zonder spoor van agressie of ongepaste schuwheid.

Hoofd                 
Schedel: breed, scherp besneden zonder vlezige wangen.
Stop: met een duidelijke stop


Voorsnuit
Neus; breed, neusgaten goed ontwikkeld.
Voorsnuit; krachtig en niet spits toelopend.
Kaken/gebit: Kaken en gebit sterk met een volmaakt, regelmatig en compleet scharend gebit, dat wil zeggen dat de bovenste tanden net over de onderste tanden heen vallen en recht in de kaak staan.
Ogen: Middelmatig groot, met intelligente en vriendelijke uitdrukking, bruin of hazelnootkleurig.
Oren: Niet groot of zwaar, dicht tegen het hoofd aanliggend en vrij ver naar achteren geplaatst.


Hals
Droog, sterk, krachtig, geplaatst op goedliggende schouders.

Lichaam
Bovenbelijning: recht.
Lendenen; breed, kort gekoppeld, sterk en kort.
Borstkas: van goede breedte en diepte, met goed gewelfde, tonvormige ribben.
Dit mag niet tot uitdrukking komen door overmatig gewicht.


Staart
Kenmerkend voor het ras, erg dik bij de aanzet en geleidelijk toelopend naar de punt, van middelmatige lengte, vrij van bevedering, maar rondom dik bekleed met een korte, dikke, dichte vacht, waardoor  de ronde vorm ontstaat die
beschreven wordt als “OTTERSTAART”. Mag vrolijk gedragen worden, maar mag niet over de rug krullen.

Ledenmaten
Voorhand
Algemeen beeld: Voorbenen voorzien van stevige botten en recht van de elleboog tot de grond, zowel van voren als van opzij bezien
Schouders: Schouders lang en schuinliggend
Bovenbelijning: Horizontale bovenbelijning
Lendenen: breed, kort en sterk
Voorvoeten: Rond, compact, goed gebogen tenen en goed ontwikkelde voetzolen.


Achterhand
Algemeen beeld; Goed ontwikkeld, niet naar de staart aflopend.
Kniehoeking: goed gehoekte knie.
Hakken: Laag geplaatst, koehakkig of naar binnen gedraaide hakken is hoogst ongewenst.
Achtervoeten: Rond, compact, goed gebogen tenen en goed ontwikkelde voetzolen.
                                      

Gang/beweging
Vrij, voldoende bodem beslaand, recht en zuiver zowel voor als achter.

Vacht
Vacht: Kenmerkend voor het ras, kort, dicht, zonder golven of bevedering, vrij hard aanvoelend, weerbestendige ondervacht.
Kleur: Geheel zwart, geel of lever/chocoladekleurig.
De gele kleur kan variëren van licht roomkleurig tot vossenrood.  Kleine witte vlek op de borst is toegestaan.


Schofthoogte/maat
Ideale schofthoogte     reuen 56-57 cm, teven 54-56 cm.

Fouten 
Iedere afwijking van de hierboven vermelde punten moet als fout worden aangemerkt,de beoordeling van de ernst van de fout moet in exacte verhouding staan tot de ernst van de fout en de uitwerking van de fout op de gezondheid en het welzijn van de hond.

Diskwalificerende fouten
•    Agressief
•    Iedere hond die duidelijk fysieke of gedragsafwijkingen vertoont dient gediskwalificeerd te worden.

N.B.: Reuen moeten twee normaal uitziende testikels hebben, die volledig in het scrotum zijn ingedaald. 

labrador-skeleton-anatomie-labrador-skeleton-anatomy-1024x749.jpg
Labrador-external-anatomy-labrador-externe-anatomie-1024x658.jpg
bottom of page